Yoga (Sanskriet: योग, vertaald: "juk", "verenigen", "beheersen", ook wel "herboren" van yuj, 'verbinden', 'een maken') is een van de zes orthodoxe of astika filosofische scholen (darsana's) van het hindoeïsme. Yoga leert de geest, het gevoel en het lichaam te beheersen, om daarmee de vereniging met God te bereiken.In zijn tweede soetra (aforisme) stelt Patanjali (2e eeuw v. Chr.): 'Yoga is het stilzetten van de wijzigingen van het denken (Yogas citta-vrtti-nirodhah)'.In een meer alledaags, westers concept wordt met yoga hatha-yoga bedoeld: een tak van yoga die bestaat uit een systeem van oefeningen.Indiakundige Jean Herbert definieert yoga eveneens met twee betekenissen die nauw met elkaar samenhangen. Zijn definitie luidt als volgt:
De Jivatma, de menselijke ziel of individueel bewustzijn, is een deel van Paramatma (Overziel, Goddelijke Werkelijkheid, Brahman). Jivatma verenigd zich weer met Paramatma door yoga.Op het pad van de hoge yoga kan de yogi vermogens krijgen, die siddhi's genoemd worden. Een meester in die siddhi's is een siddha (Adept).
Avidya en Kaivalya
Ellende (klesa) is er, omdat men de eigen werkelijke aard niet kent (avidya, onwetendheid). Jivatman (purusha) is in de materie van prakriti gewikkeld en daardoor voor zichzelf verborgen geraakt. Die Waarheid, die in ons verborgen ligt, kan enkel met de discipline van yoga worden ontdekt. De yogi mediteert, reist naar binnen, zuivert de 'voertuigen' (kosha's, de instrumenten waardoor het Zelf in de wereld functioneert), ruimt obstakels op en neemt sluiers weg, die de yogi het zicht op het stralende Zelf ontnemen.